Aurora schrijft van H.M. van den Brink is een roman die gebaseerd is op feiten uit het leven van de Catalaanse schrijver Josep Pla. Maar wat betekenen ‘feiten’ als het om fictie gaat? Ben je verplicht om je eraan te houden? En als je dat niet doet, ze verandert en er van alles bij verzint, kun je dan niet beter je figuren ook maar verzonnen namen geven? Verslag van een worsteling.

Door H.M. van den Brink

Ik lees graag romans waarin schrijvers of andere kunstenaars een hoofdrol spelen; fruittelers kunnen vermoedelijk ook geen genoeg krijgen van lectuur over appel- en perenrassen, accountants smullen van de nieuwste belastingvoorschriften.

            Maar ik heb mezelf ooit voorgenomen dat in mijn eigen boeken alleen echte mensen een rol mogen spelen, met echte beroepen – kantoorbediende, projectontwikkelaar, ambtenaar bij het ijkwezen, ik noem maar wat. Geen schrijvers.

            En nog een tweede stelregel hield ik er tot voor kort op na: niet biografisch of autobiografisch schrijven. De personages in mijn romans en verhalen zijn verzonnen en hetzelfde geldt voor wat ze meemaken. Iedere gelijkenis met bestaande figuren moet wel te wijten zijn aan kortsluiting in het hoofd van de lezer.

            Ik wil niet beweren dat ik helemaal van mijn geloof gevallen ben. Maar het werken aan Aurora schrijft heeft, hoe zal ik het zeggen, mijn principes nogal genuanceerd.

Het begon allemaal zo’n vijftien jaar geleden toen ik met drie kleine kinderen in mijn kielzog een bezoek bracht aan de roemruchte Costa Brava. We logeerden in wat destijds nog een pretentieloos familiehotel was in Tamariu, onze kamer had een eigen trap naar het strand en voor kinderen was er eindeloos veel te doen, vooral eindeloos veel van hetzelfde, iets waar volwassenen een wat lagere tolerantie voor hebben. Gelukkig ligt op maar een paar kilometer afstand het stadje Palafrugell dat, als je door de bewegende haag van toeristen heen keek, een charmant oud centrum bleek te hebben en zelfs een museum voor een schrijver van wie ik nog nooit had gehoord.

            In het geboortehuis van Josep Pla (1897-1981) was het leeg en stil. Je kon er een film over zijn leven bekijken, die de kinderen niet bepaald interesseerde, maar ook zijn reisvalies met hotelstickers uit alle windstreken, talloze foto’s en documenten en een aangebroken pakje sigaretten van zijn favoriete merk, iets wat ook al niet veel enthousiasme wekte bij de achterban.

            Maar mijn belangstelling was gewekt, ik had een project voor de rest van de vakantie. En zo las ik niet alleen een aantal reportages van de man die door velen als de grootste Catalaanse schrijver van de twintigste eeuw wordt beschouwd maar ook een deeltje uit de reeks Vidas Literarias, geschreven door de journalist Arcadi Espada, dat niet over zijn hele leven bleek te gaan maar vooral over de dagboeken uit zijn latere jaren en met name over zijn relatie met de geheimzinnige figuur daarin die achter de initiaal A. schuil gaat.

            Aurora Perea Mené was de vrouw met wie Pla een paar jaar samen leefde in een vissersdorp aan de Wilde Kust, die hem daarna verliet maar hem vanuit Buenos Aires bijna vijfentwintig jaar lang, van circa 1944 tot kort voor haar dood in 1969, pornografische brieven schreef, omdat hij haar daarvoor betaalde. Haar identiteit werd pas in 1998 bekend, toen ook Pla al overleden was. Wat er in die brieven stond, weten we niet, wel dat hij ze bewaarde in een grote doos om ze steeds weer opnieuw te kunnen lezen. Volgens sommige van zijn vrienden zijn het er meer dan duizend geweest.

            Wanneer hij er een ontving noteerde hij in zijn dagboek: ‘brief van A. – bevredigend’ of ook wel: ‘teleurstellend’ maar vaak staat er bij een datum alleen maar moedeloos, of misschien wel wanhopig: ‘geen brief van A.’ Dat kleurde kennelijk de dag.

De dagboeken geven een indruk van hoe de oude Pla leefde in zijn sombere boerenhoeve, van zijn reis per olietanker naar Buenos Aires om Aurora opnieuw te zien en van het verblijf bij haar en haar man in hun rommelige houten huis. Espada toont aan dat ze niet altijd even betrouwbaar zijn en bovendien gecensureerd door uitgever Josep Vergès, die sommige passages te obsceen vond en daarmee slecht voor Pla’s reputatie als groot schrijver.

            Dat schrijverschap interesseerde me aanvankelijk niet. Wel de aanhoudende liefde, of was het alleen lust, de duizend brieven en, waarom weet ik eigenlijk niet, die olietanker. Daar zou je een verhaal omheen kunnen bouwen. Een paar piketpalen waren al geplant, ik hoefde alleen de lege plekken ertussen maar in te vullen met mijn eigen ideeën, met gedachten en gebeurtenissen die Pla zelf niet aan het papier had toevertrouwd. Die kon ik verzinnen. Dat mag toch? In een novelle of een roman?

            Maar al snel kwam ik erachter dat ik ook de structuur niet ongemoeid kon laten. Om het verhaal niet al te ingewikkeld te maken zou ik moeten sleutelen aan de chronologie, veel moeten weglaten en hier en daar gebeurtenissen moeten samenvoegen. Pla heeft bijvoorbeeld niet één keer maar meer dan eens Buenos Aires bezocht en reisde ook weleens met het vliegtuig. Ik hield me zelf voor dat de scenaristen van biopics zich al heel lang en als vanzelfsprekend vrijheden op dit gebied permitteren. En waarom zouden romanschrijvers niet mogen wat filmmakers doen? Mensen zijn in het echt ingewikkelder dan in de film of de literatuur, maar niet per se interessanter.

Helaas was ik er daarmee niet. Terwijl ik het schrijven van het eenvoudige verhaal jaar in, jaar uit bleef uitstellen groeide mijn stapel boeken en artikelen over Pla, oude maar ook nieuwe want binnen en buiten Catalonië houdt men zich aan universiteiten maar ook in de populaire pers nog altijd met hem bezig, in zijn geboortestreek is hij tot een welhaast mythische figuur uitgegroeid. Daarnaast las ik zo’n drieduizend pagina’s van hem zelf, essays, reisbeschrijvingen, dagboeken, reportages, en dat was hoogstens tien procent van wat hij gepubliceerd heeft. Zijn Verzameld Werk beslaat 45 kloeke delen, een index en een supplement. Ik kan niet zeggen dat hij door al dat lezen dichterbij kwam. Ik ben hem niet sympathiek gaan vinden, maar wel steeds fascinerender.

            Dat op het eerste gezicht overzichtelijke leven – succesvol journalist voor de oorlog, teruggetrokken schrijver daarna, en tientallen jaren verliefd op een eenvoudig meisje dat hem verlaat – bleek vol dubbele bodems en tegenstrijdigheden te zitten. De nogal polemisch aangelegde Arcadi Espada stelt dat er om die reden nog geen biografie van hem geschreven is en suggereert dat die er ook niet kan komen, omdat er altijd te veel raadsels zullen zijn.

            Die biografie is er wel, en dat weet hij best. In 1996 publiceerde Cristina Badosa haar Biografia del Solitario, waarin zij zwaar leunt op haar gesprekken met iemand die hem goed kende: Adi Enberg, de Deense echtgenote van Pla.

            Wacht even – was Pla dan getrouwd? Zelfs dat is niet zeker. Adi en hij hebben jaren samengeleefd maar vermoed wordt dat hun huwelijk niet voor de wet is voltrokken en alleen voor de familie is geënsceneerd, compleet met vrolijke foto’s als bewijs. Hoewel ze elkaar ook na hun scheiding nog af en toe zagen en het aan haar te danken was dat hij altijd als gast mee kon varen op de schepen van een Spaanse oliemaatschappij, komt Adi Enberg in geen enkele van de dagboeken voor.

De A. die wel wordt genoemd is Aurora, die volgens prof. Badosa met haar vertrek naar Buenos Aires en het geld van Pla een langgekoesterde wens in vervulling deed gaan: het openen van een eigen bordeel. Daar zou de schrijver zich niet alleen met haar maar ook met de andere vrouwen hebben vermaakt. Voor het bestaan van dit huis bestaat geen enkel bewijs, Espada en Joan Ramon Resina, auteur van een derde – thematisch geordende – biografie, verwerpen het idee dan ook.

            Pla, zo vermoed ik, zou het een vermakelijke anekdote gevonden hebben. Hij maakte geen geheim van zijn bordeelbezoek en suggereerde tegenover vrienden dat hij Aurora in die sfeer ontmoet heeft. Maar dat wil bij Pla niet zeggen dat het ook zo gebeurd is. Zeker is alleen, dat Aurora uit een arme familie kwam, die in de Burgeroorlog aan de verliezende kant had gestaan, en dat er honger, echte honger, in Spanje werd geleden tijdens de naoorlogse jaren.

            Is het prostitutie wanneer ze die omstandigheden een rol liet spelen bij haar besluit om een paar jaar met Pla samen te leven? En zijn de opwindende brieven die ze tegen betaling aan hem schrijft dat ook? Pla schreef toch ook over vrijwel ieder gewenst onderwerp, zolang er maar betaald werd?

            Eerlijk gezegd lijken die kwesties me minder belangrijk dan de vraag wie zij nu eigenlijk was en wat die lange affaire dan voorstelde. Pla schrijft ergens dat hij niet in het idee ‘liefde’ gelooft, alleen in de lichamelijke variant. Over Aurora merkt hij op dat ze geen geheugen bezit, alleen maar eetlust. Volgens hem een typische eigenschap van prostituees. Hij uit afwisselend zijn adoratie en zijn afkeer voor haar. Maar ondanks de vele malen dat hij haar vermeldt, krijg je nergens een beeld van wie zij is, hoe ze denkt, wat ze vindt. Wat het ernstige vermoeden doet post vatten dat zijn verlangen naar haar, zijn wanhoop over haar afwezigheid en later het verdriet over haar dood uiteindelijk alleen maar te maken hebben met hemzelf.

In de herfst van 2018 begon ik te schrijven. En dus aan de worsteling met dit vreemde, dubbelzinnige karakter. Een man die spioneerde voor de nationalisten en voor de Amerikanen; die schreef voor het blad van de Falange maar een hekel had aan Franco; die poseerde als een eenvoudige plattelandsziel maar ’s nachts in zijn bed Proust en Nietzsche las, The New Yorker, Le Monde en de Manchester Guardian; die officieel kinderloos was maar wellicht toch vader van een dochter; die hield van orde en netheid maar zichzelf niet verzorgde en in een chaos leefde; die geloofde in wellustig heidendom maar goede betrekkingen onderhield met de kerk; die gierig was maar een verhoging van zijn honorarium weigerde omdat hij beducht was voor geldontwaarding; die het Catalaans boven alles waardeerde maar tientallen jaren publiceerde in het Spaans, soms niet als Josep maar als José; die weinig at maar des te meer over eten schreef; die niet van fictie hield en romans maar kinderachtig vond, maar er natuurlijk zelf wel twee schreef – waarom ook niet.

Pla verkondigde graag dat het toch allemaal heel eenvoudig is: je moet gewoon opschrijven wat je meemaakt en wat je ziet, niet meer en niet minder. Geen krullendraaierij, geen gefilosofeer.

            Ook op die boude beweringen valt juist in zijn geval nogal wat af te dingen. Zijn beroemdste boek, Het Grijze Schrift, is in naam een dagboek dat begint op zijn eenentwintigste verjaardag maar bevat vanaf de eerste pagina aantoonbare feitelijke onjuistheden als het gaat om personages, omstandigheden, de chronologie. Hij heeft er dan ook zo’n vijfenveertig jaar aan gewerkt, passages geschrapt en toegevoegd tot op het laatste moment.

            Pla hechtte grote waarde aan de herinnering, hij beschouwde het als het fundament van iedere cultuur. Tegelijkertijd stelde hij vast dat je je zelfs van gebeurtenissen die nog maar een jaar oud zijn slechts een paar dingen kunt herinneren: het weer misschien, de namen van je gezelschap, het eten en de drank, maar niet wat er precies werd gezegd of wat je destijds hebt gedacht. Bij het schrijven moet dat allemaal opnieuw ingevuld worden, opnieuw geschapen.

            Het klopt wat hij beweerde: zelfs als ik hierboven vertel hoe mijn kinderen reageerden op zijn museum is het maar de vraag of ik dat niet nu opnieuw invul zodat er een verhaal ontstaat. Zelfs van het pakje Ideales, een onbetekenend detail,weet ik niet zeker of het dicht of al geopend in de vitrine lag, ‘aangebroken’ klinkt gewoon beter.

            Pla wiste met zijn manier van werken behendig de grens tussen non-fictie en fictie uit en het voelde alsof hij mij daarmee de vrijheid gaf om hetzelfde te doen.

Een goede meelezer adviseerde me in een laat stadium om niet de namen van de twee geliefden te gebruiken maar nieuwe te verzinnen. Dat zou veel van de dilemma’s die ik had, en die te maken hadden met de spanning tussen verhaal en werkelijkheid, uit de weg ruimen. Bovendien hoefde ik dan niet meer al die details na te trekken (de huid van het tankschip Vitoria was niet zwart maar oranje, leerde ik van de Facebookpagina van vroegere matrozen) terwijl ik heel goed wist dat de meeste toch onjuist zouden zijn, al was het maar omdat ik ze had verzonnen.

            Ik heb het niet gedaan. Ik wilde die spanning kennelijk niet kwijt. En het voelde een beetje oneerlijk en onkies om uitgebreid iemands biografie te plunderen en dan gefantaseerde namen op de personages te plakken.

            Je kunt het ook zo zien: aan alle versies van zijn persoon die Josep Pla zijn lezers heeft opgedist heb ik er gewoon nog één toegevoegd. Zo werd het boek dat er nu ligt niet alleen het verhaal van een bizarre liefde maar, ondanks mijn tegenstribbelen, toch ook de op biografische gegevens berustende roman over een schrijver.

Het grijze schrift verscheen in 1993 als deel van de serie Privé-domein bij uitgeverij De Arbeiderspers, mooi vertaald en van een nawoord voorzien door Adri Boon. Het is alleen nog antiquarisch verkrijgbaar.

Wat wij aten, Pla’s culinaire notities, eveneens vertaald door Adri Boon en met illustraties door Yvette van Boven, verscheen bij uitgeverij Menken & Kasander en is wel nog leverbaar.

Reacties? Twitter @hmvandenbrink

De drie ‘biografieën’ waaraan hierboven gerefereerd werd zijn de volgende:

Cristina Badosa: Josep Pla, biografía del solitario, Madrid 1997 (uitg. Alfaguara)

Arcadi Espada: Josep Pla, Notas para una biografía, Barcelona 2005 (uitg. Omega)

Joan Ramon Resina: Josep Pla, Seeing the world in the form of articles, Toronto 2017 (uitg. Toronto University Press)